zomerweer
- zo·mer·weer
- samenstelling van zomer en weer [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zomerweer | - |
verkleinwoord | zomerweertje | zomerweertjes |
het zomerweer o
- (meteorologie) warm, mooi weer zoals het in de zomer zelfs in Nederland van tijd tot tijd zou moeten zijn
- (11 september:) Het is definitief gedaan met het mooie zomerweer. Vermoedelijk voor de laatste keer dit jaar is het aangenaam warm en schijnt volop de zon.
1.
- Het woord zomerweer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zomerweer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be