zomerpolder
- Geluid: zomerpolder (hulp, bestand)
- zo·mer·pol·der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zomerpolder | zomerpolders |
verkleinwoord |
de zomerpolder m
- polder die soms volloopt met water; polder buiten de zeewering
- ▸ Hosper noemt ‘het noodlot’ de oorzaak van de paardentragedie. ‘Er was een noorderstorm voorspeld, maar het was doodtij. Pas om 2 uur dinsdagnacht meldde de stormwaarschuwingsdienst dat het water over de kade van de zomerpolder zou slaan.’[2]
1. polder die soms volloopt met water; polder buiten de zeewering
- Het woord zomerpolder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Dick Boersema“Geredde Friese paarden toch niet bestemd voor de slacht” (8 november 2006), de Volkskrant