zomerkostuum
- zo·mer·kos·tuum
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zomerkostuum | zomerkostuums |
verkleinwoord |
het zomerkostuum o
- (kleding) pak dat geschikt is om bij warm weer te dragen
- ▸ Bon, ik trok mijn linnen zomerkostuum aan, zette de panamahoed van mijn vader op en glipte in mijn Church’s Nevada loafers.[2]
- ▸ Het zomerkostuum houdt niet van strak. Jasjes krijgen een speelse sluiting en pijpen mogen uitwaaien. Niet per se monochroom, eerder ton sur ton. Hemd en das zitten losser of geven hun plaats door aan T-shirt of marcel. Broeken mogen iets korter, want het is zomer.[3]
- Het woord zomerkostuum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Primeur: het Hete Seksdagboek van Don Arturo van Amerongen” (08/06/2018), HP de Tijd
- ↑ Weblink bron “pak light” (08 MAART 2014), De Standaard