zoeterd
- zoe·terd
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zoeterd | zoeterds |
verkleinwoord | zoetertje | zoetertjes |
de zoeterd m
- iemand die je heel lief vindt
- iemand die al te vriendelijk is
- braaf en gehoorzaam jong persoon
- [1] lieverd, schat, lieveling, hartendief
- [2] sul
- [3] troetelkind
- Het woord 'zoeterd' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zoeterd" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be