zmizet
- IPA: /zmɪzɛt/
- zmi·zet
zmizet perfectief
- verdwijnen; uit het zicht gaan
- «Zmizela jako laň u lesa.»
- Zij is verdwenen als een ree bij een bos.
- «Zmizela jako laň u lesa.»
- verdwijnen; wegraken, ophouden te bestaan
- verdwijnen; weggaan, een plek verlaten
- «Zmiz odsud, ale hezky rychle!»
- Verdwijn hier vandaan, en wel zo snel mogelijk!
- «Zmiz odsud, ale hezky rychle!»
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
eerste persoon | zmizím | zmizíme | |
tweede persoon | informeel | zmizíš | zmizíte |
formeel | zmizíte | ||
derde persoon | zmizí | zmizí / zmizejí |
- Oude schrijfwijze: zmizeti perfectief
- ztratit se, vytratit se
- zaniknout
- vypadnout, odprejsknout, vysmahnout, jít do Prčic, táhnout imperfectief / tahat imperfectief