• zin·nen·stre·lend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zinnenstrelend zinnenstrelender zinnenstrelendst
verbogen zinnenstrelende zinnenstrelendere zinnenstrelendste
partitief zinnenstrelends zinnenstrelenders -

zinnenstrelend [1]

  1. van iets dat het heel aangenaam is om te zien, ruiken, voelen, horen of te proeven
    • Ik heb zin om rond te kijken. Andere dingen te eten. Lokale dingen te eten. In Spanje had ik laatst kleine bloedworstjes als tapas. Heerlijk. In ui en witte wijn gemarineerde gebraden kip. Geweldig. De markt in Valencia is zinnenstrelend, de mooiste en grootste en gelukkig nog veel lokale lekkernijen. Maar op straat is het beeld al aan het kantelen. De industriële tapas rukken op. Vers uit de ijskast, allemaal en overal hetzelfde. Doorstraald om het laatste leven eruit te krijgen. [2] 
    • Zinnenstrelende remise in duel Anand-Kramnik: Vreemd genoeg werd de sleutelpartij van de negende ronde van het Corus schaaktoernooi aan de zijkant van het podium gespeeld. [3] 
93 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf FELIX WILBRINK 18 jan. 2018 Wanderlust
  3. NRC Dirk Jan ten Geuzendam 21 januari 2004 Zinnenstrelende remise in duel Anand-Kramnik
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be