• zi·ka·vi·rus
enkelvoud meervoud
naamwoord zikavirus zikavirussen
verkleinwoord

het zikaviruso

  1. (medisch) (virussen) door de gelekoortsmug verspreide verwekker van de zikakoorts, Zika virus  
    • Maar 1 op de 5 mensen die besmet worden met het zikavirus krijgt klachten.[1]