Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zij·de·wen·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zijdewende zijdewendes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zijdewendem

  1. (waterbeheer) dijk bij een onbedijkte rivier (bijv. bij onbedijkte Maas) loodrecht op de rivier om stroming in het overstroomde hoogwaterbed te voorkomen
     Aan het eind van de twaalfde eeuw brak een nieuwe periode aan in het ontstaan van de dorpspolders. De dorpen in het rivierkleigebied gingen over tot de bouw van een voorkade of voorwende aan de rivierzijde. Deze kade sloot aan op de oudere dorpsbekading: die van de zijde '- en achterwende.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Vroegmiddelnederlands Woordenboek
  2.   Weblink bron
    Erfgoed Gelderland
    “Voorkade binnenweg Ewijk”