Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zi·geu·ner·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zigeunervrouw zigeunervrouwen
verkleinwoord zigeunervrouwtje zigeunervrouwtjes

Zelfstandig naamwoord

de zigeunervrouwv

  1. een vrouw die deel uitmaakt van een zigeunerfamilie
    • De zigeunervrouw leefde in armoede. 
Vertalingen

Gangbaarheid