Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Ziende


  • zien·de
enkelvoud meervoud
naamwoord ziende zienden
verkleinwoord

de ziendev / m

  1. iemand die ziet of kan zien
     Op het instituut werd je geleerd dat je net moet doen alsof je ziet. Mijn stokloopleraar zei altijd: je moet zó over straat kunnen lopen dat de mensen denken: hé, daar loopt een ziende. Maar zo werkt het natuurlijk niet. Niemand zal ooit denken: daar loopt een ziende. Het begon er dus al mee dat je jezelf moest verloochenen. Je moest als blinde zo onopvallend mogelijk zijn.[1]

ziende

  1. verbogen vorm van de stellende trap van ziend
     De heer Smiers gaat in zijn stuk ‘Eindelijk een auto die geen lawaai maakt...’ (NRC, 10 april) uit van ziende mensen.[2]
vervoeging van: zien
verbogen vorm: ziendee

ziende

  1. verbogen vorm van ziend, het onvoltooid deelwoord van zien
      Aziatische, Islamitische invloeden werden in Europa opgenomen, maar de Europeaan bleef tot vrijwel na de tweede wereldoorlog, zij het verontrust reeds door verder ziende geesten, aan zijn culturele superioriteit geloven.[3]
  • ziende blind zijn
door een sterke overtuiging belangrijke informatie toch negeren
93 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]
  1.   Weblink bron
    Vincent Bijlo interview door Henk van Gelder
    “Gesprek met cabaretier Vincent Bijlo over zijn romandebuut; Hé, daar loopt een ziende” (6 februari 1998) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Tilly Noord
    “Ramp voor slechtzienden” (15 april 2014) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    A. Vloemans
    “De lichten van Europa worden gedoofd : Het testament van een leven en van een cultuur.” (16 april 1955) op nrc.nl  
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be