zielenlijden
- zie·len·lij·den
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zielenlijden | |
verkleinwoord |
het zielenlijden o
- geestelijk en psychisch lijden
- ▸ De Zone Gods, ook Zoon des mensen, hing daar ontkleed, als een spotkoning, met een spotkleed en een vernederende, stekelige imitatiekroon aan een vloekhout. Tot een kijkspel voor het volk: Jood en heiden. Ramptoerisme. Dat heeft mede Zijn zielenlijden uitgemaakt.[2]
- Het woord zielenlijden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.