ziekeninrichting
- zie·ken·in·rich·ting
- samenstelling van zieke zn en inrichting zn met het invoegsel -n- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ziekeninrichting | ziekeninrichtingen |
verkleinwoord |
de ziekeninrichting v
- plaats waar men zieken verpleegt en behandelt
- ▸ Parmessar stapte in 2002 op als directeur van het Academisch Ziekenhuis na gedurende een periode van zeven jaar het vertrouwen in de ziekeninrichting te hebben hersteld door goed management.[2]
- Het woord ziekeninrichting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Bouterse niet langer presidentskandidaat” (18-07-2005), Reformatorisch Dagblad