Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zie·ken·ba·rak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ziekenbarak ziekenbarakken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ziekenbarakv / m

  1. deel van een concentratiekamp of legerkamp waar zieken 'verzorgd' worden
     Later werd Verduin opnieuw zwaar ziek en raakte hij zelfs in een coma. Nu leek zijn einde onafwendbaar, maar het hoofd van de ziekenbarak, een Pools-Joodse medegevangene, verklaarde hem ‘overleden’ en op deze curieuze manier heeft hij als 'dode' de laatste weken van Auschwitz overleefd.[2]
     Op 27 december 1944 overleed Jan de Visser op 28-jarige leeftijd in de overvolle ziekenbarak.[3]
     Turgel zat onder meer in Auschwitz Birkenau en Buchenwald en werd daarna in een veewagen naar Bergen-Belsen gebracht. In de nadagen van de oorlog werd het kamp geteisterd door de tyfus. De 22-jarige Turgel kwam in februari 1945 daar aan en wist de Duitsers zover te krijgen dat ze als gevangene mocht werken in de ziekenbarakken van het kamp.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Ernst Verduin overleefde Auschwitz als tuinman bij de SS” (27-01-2015,), NOS
  3.   Weblink bron
    19-04-2015
    “'In Neuengamme voel ik de machteloosheid van mijn vader'” (19-04-2015), NOS
  4.   Weblink bron “Vrouw die Anne Frank in concentratiekamp verzorgde overleden” (09-06-2018), NOS