ziederij
- zie·de·rij
- Naamwoord van handeling van zieden ww met het achtervoegsel -erij [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ziederij | ziederijen |
verkleinwoord | ziederijtje | ziederijtjes |
de ziederij v
- (bedrijf) werkplaats waar producten worden gemaakt door een vloeistof te koken
- ▸ Kromhout ontwierp in zakelijk-expressionistische stijl ook diverse uitbreidingen voor de in 1873 te Rotterdam gestichte Heinekens bierbrouwerij (…). Van het in 1968 gesloten bedrijf resteren de hoge ziederij (…) aan de singel en het kantoorgebouw (…).[2]
- bedrijf dat zeep bereidt door vet met loog te zieden
- ▸ Johann Peter kocht de failliete boedel van deze al sinds 1733 bestaande ziederij van zachte groene zeep in 1854 op, breidde het assortiment uit met harde toiletzeep en bracht het zaakje tot bescheiden bloei.[3]
- bedrijf dat zout wint door pekel te verdampen
- ▸ Aan de Westkeet was de zoutziederij De Bondt de laatste. Deze ziederij, die bestond sinds 1687 en sinds 1823 in handen was van de familie De Bondt, sloot haar deuren in 1957.[4]
1.1 bedrijf dat zeep bereidt door vet met loog te zieden
- Het woord 'ziederij' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ziederij" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
40 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Ronald Stenvert e.a.“Monumenten in Nederland. Zuid-Holland.” (2004), Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist / Waanders Uitgevers, Zwolle, ISBN 90 400 9034 3, p. 447
- ↑ Weblink bron Wim Wennekes“Dobbelmanns faam” (5 februari 1997) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Zoutketen en Zoutbereiding” op swaen.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be