Nederlands

 
[2] zendingsschool
Uitspraak
Woordafbreking
  • zen·dings·school
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zendingsschool zendingsscholen
verkleinwoord zendingsschooltje zendingsschooltjes

Zelfstandig naamwoord

de zendingsschoolv / m

  1. (religie) school waar mensen worden opgeleid om het christelijke geloof in niet christelijke landen te verkondigen
     Hij studeerde aan de zendingsschool in het Zwitserse Basel, de Basler Mission, die vanuit het lutherse piëtisme werd ondersteund.[2]
     De laatste jaren van zijn leven is de bejaarde ”vader van het toerisme” nog actief en buitengewoon vrijgevig voor zijn Baptistenunie en de verspreiding van Gods Woord. Hij had meegewerkt aan de oprichting van een baptistenkerk in Rome en een zendingsschool in Jeruzalem gesteund.[3]
  2. (religie) school waarin zendelingen onderwijs geven

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    L. J. van Valen
    “Johannes Rebmann, een Duitse zendingspionier in Afrika” (28-06-2019), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron
    Anton Stam
    “Thomas Cook kreeg miljoenen mensen aan het reizen” (28-09-2019), Reformatorisch Dagblad