zemelachtig
- Geluid: zemelachtig (hulp, bestand)
- ze·mel·ach·tig
- In de betekenis van ‘zenuwachtig, zeurig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1905 [1]
- Naamwoord van handeling van zemelen met het achtervoegsel -achtig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zemelachtig | zemelachtiger | zemelachtigst |
verbogen | zemelachtige | zemelachtigere | zemelachtigste |
partitief | zemelachtigs | zemelachtigers | - |
zemelachtig
- geneigd zijn tot zemelen
- Mannen houden meestal niet zo van zemelachtige vrouwen.
- Het woord zemelachtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zemelachtig" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "zemelachtig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zemelachtig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be