• zelf·ver·wij·zing
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfverwijzing zelfverwijzingen
verkleinwoord

de zelfverwijzingv

  1. het zich beroepen op zichzelf
     De auteur schreef als coauteur over logische zelfbetrokkenheid (”zelfverwijzing”) in het kwartaalblad Kunst en Wetenschappen en doet wetenschaphistorisch onderzoek.[2]
  2. zelfveroordeling


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Hoger beroep SGP-zaak is showproces” (06-03-2006), Reformatorisch Dagblad