zelftherapie
- zelf·the·ra·pie
- samenstelling van zelf en therapie zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zelftherapie | zelftherapieën |
verkleinwoord | zelftherapietje | zelftherapietjes |
de zelftherapie v
- (medisch) het toepassen van therapeutische technieken op zichzelf, onder toezicht van een therapeut, als onderscheid van zelfhulp die zonder professioneel toezicht wordt uitgevoerd.
- Na haar cursus over mindfulness begon zij met zelftherapie om haar angststoornis te beheersen.
1. het toepassen van therapeutische technieken op zichzelf
- Zie Wikipedia voor meer informatie.