Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·test
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zelftest zelftesten
zelftests
verkleinwoord zelftestje zelftestjes

Zelfstandig naamwoord

de zelftestm

  1. (medisch) een test waarmee men zonder tussenkomst van iemand anders kan onderzoeken of men aan een ziekte lijdt
     Vandaag, tussen 15.00 en 19.00 uur, kunnen mensen zich bovendien laten testen op HIV. "We hebben er een speciale ruimte voor ingericht, om de privacy van mensen te waarborgen", zegt Guney. De Kolk constateerde al wel dat er animo is voor de zelftest. "Ongeveer tien in de laatste drie maanden."[1]
     Een opluchting voor alle vrouwen die het vreselijk vinden om naar de dokter te gaan voor een uitstrijkje: je kunt voortaan thuis een zelftest doen. De resultaten zijn volgens nieuw onderzoek namelijk net zo betrouwbaar als bij de huisarts. Maar hoe werkt zo’n testje eigenlijk, hoe kom je eraan en voor wie is het geschikt?[2]
  2. een test waarmee men zonder tussenkomst van iemand anders iets kan onderzoeken
     De zoektocht van donorkinderen naar halfbroers en – zussen via Amerikaanse dna-databanken neemt een grote vlucht. Ruim 200 van hen hebben inmiddels via een zelftest hun wangslijm opgestuurd. Dit leidde tot tientallen matches.[3]
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Almelose apotheek deelt HIV-testen uit: 'Als er 10 tot 15 komen goed gedaan'” (30-11-2017), Tubantia
  2.   Weblink bron
    ANNE NOORMAN
    “Alles wat je moet weten over de zelftest voor baarmoederhalskanker” (18 jan. 2019), De Telegraaf
  3.   Weblink bron
    Hanneke van Houwelingen en Tonny van der Mee
    “Zoektocht van donorkinderen naar familie via dna neemt vlucht” (23-09-2017), Tubantia