zelfstandignaamwoordgroep
- Geluid: zelfstandignaamwoordgroep (hulp, bestand)
- IPA: / ˌzɛləfˌstɑndəxˈnamwortˌxrup / (6 of 7 lettergrepen)
- zelf·stan·dig·naam·woord·groep
- samenstelling van zelfstandig naamwoord zn en groep zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zelfstandignaamwoordgroep | zelfstandignaamwoordgroepen |
verkleinwoord | - | - |
de zelfstandignaamwoordgroep v / m
- (taalkunde) woordgroep die als een substantief functioneert
- Een "halve finale" is iets anders dan de helft van een finale en het kan in een zin net zo worden gebruikt als "finale" of "kwartfinale", daarom is het een zelfstandignaamwoordgroep.
- ▸ De algemene regel geldt ook als het linkerdeel van de samenstelling een zelfstandignaamwoordgroep is.[1]
- (grammatica) zinsdeel dat bestaat uit een substantief met daarbij behorende voor- en nabepalingen
- In de zin "De dure fiets van mijn vader is kapotgegaan." vormt "De dure fiets van mijn vader" een zelfstandignaamwoordgroep.
- ▸ In het algemeen staat de negatie zo vroeg mogelijk in de zin. Als een zin een onbepaalde zelfstandignaamwoordgroep (met een of zonder lidwoord) of een andere onbepaalde uitdrukking (bijvoorbeeld ooit of ergens) bevat, dan wordt de negatie daarop uitgedrukt (wat resulteert in nooit en nergens).[2]
- Het woord zelfstandignaamwoordgroep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Commissie Spelling“Technische Handleiding : Regels voor de officiële spelling van het Nederlands” (oktober 2016), Taalunie, Den Haag, p. 65 kol. 2
- ↑ Weblink bron van der Wouden, T.“Algemene Nederlandse Spraakkunst. 29.3.3 Niet versus geen, niemand versus niet iemand (versie 3.0).” (januari 2021.)