zelfredzaamheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zelf·red·zaam·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van zelfredzaam met het achtervoegsel -heid of redzaamheid met het voorvoegsel zelf-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zelfredzaamheid | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de zelfredzaamheid v
- het vermogen om het leven in te richten zonder hulp van anderen
- De zelfredzaamheid van die jongen is gelukkig groot.
Vertalingen
1. het vermogen om het leven in te richten zonder hulp van anderen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord zelfredzaamheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.