Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • red·zaam·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord redzaamheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de redzaamheidv

  1. het jezelf kunnen handhaven in een bepaalde situatie zonder dat professionele hulp nodig is
    • De raad schrijft dat ‘mensen met een goede opleiding en een goede maatschappelijke positie in situaties verzeild kunnen raken waarin hun redzaamheid ontoereikend is’. ,,Zeker op momenten dat het leven tegenzit.’’ [1] 
    • De overheid overschat de financiële redzaamheid van burgers: Chef parlement Hans van Soest sluit zich aan bij de oproep aan het nieuwe kabinet huur- en zorgtoeslagen direct over te maken naar de woningcorporaties en zorgverzekeraars. [2] 
    • Hoe groot de groep lvb-wers is, weet bijna niemand. Ook al omdat ze zelf onder de radar blijven als ze geen hulp aanvragen. De VGN zegt dat 2,2 miljoen Nederlanders zwakbegaafd zijn (IQ tussen 70 en 85). Bij ernstige problemen met sociale redzaamheid worden ze licht verstandelijk beperkt genoemd. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen