zelfpijniging
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zelf·pij·ni·ging
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zelf zn en pijniging zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zelfpijniging | zelfpijnigingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- het zichzelf martelen
- ▸ Frits de Ruyter, een nazaat van de vermaarde zeeheld, moet lachen om de Britse hang naar zelfpijniging.[2]
- ▸ Ik weet ook niet waarom ik in de verleden tijd over de Kalverstraat schrijf, maar ik liep gisteren door de beroemde straat en het voelde niet meer als een uitje. Nee, het voelde als zelfpijniging.[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord zelfpijniging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Geert Langendorff“Nazaat Michiel de Ruyter trots op Britse herdenking historische zeeslag” (30-03-2017), Tubantia
- ↑ Weblink bron “De Kalverstraat had iets magisch, maar ook iets goors” (25 oktober 2017), Het Parool