• zelf·kwel·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfkwelling zelfkwellingen
verkleinwoord

de zelfkwellingv

  1. iets waardoor je jezelf pijn doet
    • Iedere belegger heeft zichzelf financiële doelen gesteld, en daar horen bepaalde beleggingen bij. Die realiseren op lange termijn het rendement voor bijvoorbeeld de aflossing van de hypotheek of een prettige oude dag. Wie zichzelf afsluit voor ruis voorkomt emotionele zelfkwelling.[2] 
    • Nog intrigerender zijn zijn fans, waartoe ik helaas zelf ook behoor. Waarom ben ik bereid 120 euro te betalen voor een avond vol zelfkwelling? Het is ieder concert opnieuw een zware beproeving om te moeten aanhoren hoe de mooiste psalmen uit de muziekgeschiedenis noot voor noot worden verkracht. Het went nooit.[3] 
98 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 29 feb. 2016
  3. Volkskrant 20 april 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be