Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·koe·lend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zelfkoelend
verbogen zelfkoelende
partitief zelfkoelends

Bijvoeglijk naamwoord

zelfkoelend

  1. zichzelf koud makend zonder hulp van buitenaf
     De markt voor zelfkoelende blikjes of thee-in-een-lepeltje ligt braak.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    rmg
    “Tien megatrends voor 2005” (22/12/2004), De Standaard