Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·be·drui·pend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zelfbedruipend zelfbedruipender zelfbedruipendst
verbogen zelfbedruipende zelfbedruipendere zelfbedruipendste
partitief zelfbedruipends zelfbedruipenders -

Bijvoeglijk naamwoord

zelfbedruipend

  1. in het eigen onderhoud kunnen voorzien zonder externe hulp
     De Rechtspraak zelf meent met €3,8 miljoen aan opstartkosten voor rekening van de belastingbetaler uiteindelijk 100 zaken en 25 beroepszaken per jaar te kunnen gaan behandelen, wat een omzet van €75 miljoen aan griffierechten zou moeten opleveren. Zo zou het initiatief ruimschoots zelfbedruipend kunnen zijn.[1]
     “Ze zijn op dit moment zelfbedruipend. Ze hebben genoeg gijzelaars gepakt en daar geld uit gehaald. Ze verkopen werelderfgoed en hebben de banken leeggeroofd. Dat is het eerste wat ze doen. Ze roven alles. Ze noemen het oorlogsbuit, maar het is alleszins gestolen.”[2]
Synoniemen


Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    JORN JONKER
    “Zuidas aast op handelsgeschil” (10 jan. 2017), De Telegraaf
  2.   Weblink bron
    Sjoerd Hartholt
    “Komt het geld van IS uit Qatar?” (12/09/2014), HP de Tijd