zelfbedieningswinkel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zelf·be·die·nings·win·kel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘winkel waar men zelf de artikelen pakt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1948 [1]
- samenstelling van zelfbediening en winkel met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zelfbedieningswinkel | zelfbedieningswinkels |
verkleinwoord | zelfbedieningswinkeltje | zelfbedieningswinkeltjes |
Zelfstandig naamwoord
zelfbedieningswinkel m
- een winkel waarin de klanten zelf de door hen gewenste producten uitkiezen en afrekenen
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord zelfbedieningswinkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.