zavel
- za·vel
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘grondsoort’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1345 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zavel | |
verkleinwoord |
- grondsoort die merendeels uit zand bestaat met tussen 8 en 25% kleideeltjes
- Bloembollen kunnen op zavel geteeld worden.
- Het woord zavel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zavel" herkend door:
33 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "zavel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zavel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be