zate
- za·te
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zate | zaten |
verkleinwoord | - | - |
- landgoed
- (waterbeheer) ondergrond waarop een dijk gebouwd wordt, of het terrein wat gebruikt wordt voor de constructie van een zinkstuk
- Deze geul sluit aan op een werkterrein waar een zate voor de mechanische vervaardiging van zinkstukken kan worden aangelegd Stroomgat Schelphoek wordt werkhaven, Eilanden-Nieuws, 29 sept 1967
- Het woord zate staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zate" herkend door:
14 % | van de Nederlanders; |
16 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ zate op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /zaːtɐ/ (Etsbergs)
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zate |
zeet |
gezate |
klasse 7 | volledig |
zate
zate