Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zang·coach
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zangcoach zangcoaches
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zangcoachm

  1. (beroep) (muziek) iemand die iemand leert goed te zingen
    • Klok noemt zichzelf leergierig. "Ze beloofden me de allerbeste ondersteuning met de beste zangcoaches. Dat vind ik wel leuk, want ik ben wel iemand die graag iets leert. Met steun van de zangcoaches zie je dat we echt iets bereiken. Zingen kun je leren. Ik denk wel dat een echte zanger of zangeres met talent geboren wordt, maar je kunt ook heel veel leren om zover te komen. Dat hebben we gedaan. En daarom is de kwaliteit van de show nu al verrassend.”[1] 
    • „Correct. Ik wil de beste eruit zien te halen. Als je meedoet aan de competitie krijg je zoveel tools aangereikt: een zangcoach, liedjes, indien nodig styling. Je gaat door de wasstraat. Voortaan geldt: als je Idols hebt overleefd als ik in de jury zit, staat er iets goeds. Ik wil niet terugkijken van: ’het was wel aardig’.”[2] 
    • Sofia, die al sinds haar vijfde zingt en sinds haar zevende piano speelt, is niet van plan om binnenkort een duet op te nemen met Justin. Na les van Beyoncé's zangcoach en tijd in de studio met haar zwager Joel Madden, werd het Richie te veel en zag ze een muziekcarrière even niet meer zitten.[3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 28 apr. 2017
  2. de Telegraaf PATRICIA CORTIE 30 jan. 2017
  3. de Telegraaf 08 sep. 2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be