Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·li·ge
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van zalig met het achtervoegsel -e
enkelvoud meervoud
naamwoord zalige zaligen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zaligem

  1. (religie) iemand die bevrijd is van zijn zonden tegenover God
    • Bij Thomas van Aquino en bij Dante is de opperste hemel de residentie van God en het verblijf van de zaligen. 

Bijvoeglijk naamwoord

zalige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van zalig

Werkwoord

vervoeging van
zaligen

zalige

  1. aanvoegende wijs van zaligen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be