Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·li·gen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zaligen
zaligde
gezaligd
zwak -d volledig

Werkwoord

zaligen

  1. (religie) rechtvaardigen tegenover God
    • ...die miljoenen eens zaligen zou. 
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de zaligenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zalige

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be