zahnout
Niet te verwarren met: žahnout, žáhnout |
- IPA: /zaɦnoʊ̯t/
- za·hnout
zahnout perfectief
- afbuigen; van richting veranderen
- «Auto zahnulo za roh a zmizelo z dohledu.»
- De auto is om de hoek afgebogen en verdween uit het zicht.
- «Auto zahnulo za roh a zmizelo z dohledu.»
- buigen, verbuigen; het vervormen van een voorwerp
- «Zařízení je schopný zahnout plech o tloušťce až 6mm.»
- De machine kan een tot 6 mm dikke plaatmetaal buigen.
- «Zařízení je schopný zahnout plech o tloušťce až 6mm.»
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
eerste persoon | zahnu | zahneme | |
tweede persoon | informeel | zahneš | zahnete |
formeel | zahnete | ||
derde persoon | zahne | zahnou |
- Oude schrijfwijze: zahnouti perfectief
- zahnout doleva – naar links afbuigen
- zahnout se perfectief
- zahnout za roh – de hoek omgaan