Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·del·boog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zadelboog zadelbogen
verkleinwoord zadelboogje zadelboogjes

Zelfstandig naamwoord

de zadelboogm

  1. de verstevigde boog aan de voorzijde van een zadel
    • In het dameszadel steunt het linkerbeen in de stijgbeugel [...], terwijl het rechterbeen rust over een voorste zadelboog aan de linkerkant van het zadel.[1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. blz 262. Paarden voor Dummies
    door Audrey Pavia, N. Kuilder, J.M. Posnikoff, Fontline
    Vertaald door N. Kuilder, N. Goinga
    Uitgegeven doorPearson Education, 2003 ISBN 9043007625, ISBN 9789043007627
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be