zaakrijk
- zaak·rijk
- samenstelling van zaak en rijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zaakrijk | zaakrijker | zaakrijkst |
verbogen | zaakrijke | zaakrijkere | zaakrijkste |
partitief | zaakrijks | zaakrijkers | - |
zaakrijk
- inhoudelijk rijk zijnde
- De bespreking was gezellig en zaakrijk.
- Het woord 'zaakrijk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.