• wraak·sein
enkelvoud meervoud
naamwoord wraaksein -
verkleinwoord - -

het wraakseino

  1. teken dat vergelding van een wandaad zal plaatsvinden
      Hoe dondert de stem van den dichter, wanneer hij aan Herodes, den onmenschelijken kindermoorder van Bethleëm, de dreigende wraak des hemels aankondigt! (…) Grootsch en somber klonk het wraaksein over Herodes; stil en heimelijk, als de eenvoudige toon van den grijzen vader, die aan zijne kinderen een tooververhaal uit zijne jeugd vorenlegt, volgen de verzen elkander op, wanneer de dichter terugkeert naar de kinderjaren van Jezus, naar zijn huiselijk leven met Maria en den H. Jozef.[1]
  1. V. van der Perre
    Van den Levene ons Heren. in: Het Belfort., jrg. 1 nr. 1 (februari 1886), S. Leliaert, A. Siffer & Co., Gent, p. 71/72