• wraak·go·din
enkelvoud meervoud
naamwoord wraakgodin wraakgodinnen
verkleinwoord

de wraakgodinv [1]

  1. (religie) vrouwelijke godheid die de wraak der goden uitvoert; godinnen die mensen kwellen die iets misdaad hebben
     Ze zag eruit als een wraakgodin en ik had plotseling het gevoel alsof mijn knieën me niet langer konden dragen.[2]
     Eindelijk is het zover: drie jaar na Game of thrones begint de prequel. Zet u schrap voor draken, achterhoedegevechten en blonde koningen. Er is ook vertedering en een Duitse wraakgodin.[3]
  2. (figuurlijk) vrouw die wraak uitvoert
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Victoria Holt
    “Een waaier van geluk” (1988), Saga, ISBN 9788726484939
  3.   Weblink bron
    Valerie Droeven
    “De strijd om de troon herbegint. De series van de week” (Zaterdag 20 augustus 2022 om 3.25 uur), De Standaard