• woon·pro·ject
enkelvoud meervoud
naamwoord woonproject woonprojecten
verkleinwoord - -

het woonprojecto

  1. (bouwkunde) uit te voeren of uitgevoerd plan om huisvesting voor mensen te bouwen
    • Zijn nieuwste woonproject omvat 120 woningen in Vledder en valt op door een bijzondere verkaveling. De bouwkavels voor de vrijstaande huizen liggen op een betonnen plateau dat één trede hoger ligt dan het maaiveld, bedoeld als een soort psychologische privacygrens. [1]
    • Het filiaal Surinamestraat zal in 1956 waarschijnlijk verhuizen naar de Haarlemmermeerstraat waar de architect prof. Wegener Sleeswijk een groot woonproject ontwerpt, waarin dit filiaal zal worden ondergebracht. [2]
  2. uit te voeren of uitgevoerd plan om mensen die zorg nodig hebben buiten een instelling te huisvesten
    • Het is de bedoeling dat de jongeren maximaal een halfjaar bij het woonproject worden ondergebracht. Daarna moeten ze zelfstandige woonruimte zoeken. „We bieden de jongeren een basis aan. Vanuit het woonproject kunnen ze hun leven opnieuw op poten zetten", aldus Van Anken. [3]