• woon·mi·li·eu
enkelvoud meervoud
naamwoord woonmilieu woonmilieus
verkleinwoord

het woonmilieuo

  1. de sociale, culturele en fysieke kenmerken van de omgeving waarin gewoond wordt
    • Een hofjescomplex zou ruimtelijk niet goed ingepast kunnen worden in het 'suburbane woonmilieu' van deze wijk. Ook is het gebied 'belast met woonafspraken met marktpartijen'. [2] 
    • De ontwikkelaars van deze grond, die bijna geheel in handen van de gemeente is, kiezen voor een hoogwaardig woonmilieu, met kleine straatjes waar op de begane grond ruimte is voor ambachtelijke functies. Variatie in bouwstijl en van de woningen en appartementen moeten zorgen voor een gevarieerde bevolking. [3] 
    • Een noodzakelijk onderzoek naar het woonmilieu van de marter ontbreekt bij de behandeling van bezwaren uit Velve-Lindenhof, in mei dit jaar, tegen de komst van ex-verslaafden in het kerkje. Dat onderzoek is alsnog uitgevoerd. Verhuizen is volgens de Raad van State niet nodig. Anderen bezwaren ziet ze niet meer. [4]