woongemeenschap
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- woon·ge·meen·schap
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van woon ww en gemeenschap
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woongemeenschap | woongemeenschappen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- groep mensen die een gezamenlijke huishouding voeren of over gemeenschappelijke ruimten beschikken (huiskamer etc.)
Verwante begrippen
Vertalingen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord woongemeenschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.