• wol·lig
  • afleiding van wol met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wollig wolliger wolligst
verbogen wollige wolligere wolligste
partitief wolligs wolligers -

wollig

  1. aanvoelend als wol
    • Deze fleece trui voelt wollig aan 
  2. omfloerst taalgebruik, met veel woorden weinig of niets zeggen
    • De docente gebruikte wollige taal om de rampzalige waarheid mede te delen aan haar studenten. 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be