Nederlands

 
kaswittevlieg
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • wit·te vlieg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord witte vlieg witte vliegen
verkleinwoord wit vliegje witte vliegjes

Zelfstandig naamwoord

de witte vliegv / m

  1. (halfvleugeligen) halfvleugelige uit de familie Aleyrodidae   en de orde der halfvleugeligen (Hemiptera). Deze insecten hebben zeven-ledige antennen en twee paar gelijkvormige, transparante, witte of gemarmerde vleugels. Alle soorten blijven relatief klein, hun lichaamslengte bedraagt een tot drie millimeter
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Meer informatie