witkeelvliegenvanger
- (IPA in voorbereiding)
- wit·keel·vlie·gen·van·ger
- samenstellende samenstelling van wit bn, keel zn en vliegenvanger zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | witkeelvliegenvanger | witkeelvliegenvangers |
verkleinwoord | witkeelvliegenvangertje | witkeelvliegenvangertjes |
de witkeelvliegenvanger m
- (zangvogels) Ficedula superciliaris een zangvogel uit de familie van vliegenvangers (Muscicapidae). Deze soort komt voor van oostelijk Afghanistan tot zuidelijk China, centraal India en Zuidoost-Azië en telt 2 ondersoorten
- Het woord 'witkeelvliegenvanger' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.