witkeelvliegenvanger

Nederlands

 
Mannetje witkeelvliegenvanger.
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • wit·keel·vlie·gen·van·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord witkeelvliegenvanger witkeelvliegenvangers
verkleinwoord witkeelvliegenvangertje witkeelvliegenvangertjes

Zelfstandig naamwoord

de witkeelvliegenvangerm

  1. (zangvogels) Ficedula superciliaris   een zangvogel uit de familie van vliegenvangers (Muscicapidae). Deze soort komt voor van oostelijk Afghanistan tot zuidelijk China, centraal India en Zuidoost-Azië   en telt 2 ondersoorten
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie