Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • win·kel·prijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord winkelprijs winkelprijzen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de winkelprijsm

  1. de prijs die de consument in de winkel moet betalen voor een product
    • Toch is het handig eerst onderzoek te doen als je voor een waardestijging gaat. Rachamim: „Houdt een fabrikant tassen exclusief, zoals Hermès doet, dan kun je al snel de winkelprijs of meer vragen. Maar items worden bij ons ook voor 10% minder verkocht. De winkelprijs van een Chanel 2.55 python steeg na aankoop weliswaar van €8000 naar ongeveer €8500, maar bij ons werd hij voor €7500 aangeboden omdat mensen anders toch voor de winkelbeleving gaan: een luxe omgeving, verpakking en certificaat.”[2] 
    • Hoewel het merk de shampoo ook in China verkoopt, worden de producten de laatste maanden massaal ingekocht in Duitse winkels, om vervolgens naar China te verdwijnen. De prijs per fles zou op Chinese handelssites rond de 10 euro liggen, ongeveer het dubbele van de Duitse winkelprijs.[3] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf LORRAINE MARLISA 02 dec. 2017
  3. de Telegraaf 09 jan. 2017