winch
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- winch
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Engels [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | winch | winches winchen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (scheepvaart) lier, windas
- ▸ Ze varen nu meestal in roeiersvletten: kleine, robuuste scheepjes waarmee ze de enorme scheepskabels van zeeschepen naar de wal trekken. Aan land trekken twee andere roeiers met de lier op hun ”winchwagen” (winch is Engels voor lier) de trossen vervolgens op, om ze om de bolders te leggen.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord winch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "winch" herkend door:
22 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ winch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Dick den Braber“Rotterdamse havenmannen van het jaar” (08-03-2017), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be