wildvreemd
- Geluid: wildvreemd (hulp, bestand)
- IPA: /'wɪltfremt/
- wild·vreemd
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘geheel vreemd’ voor het eerst aangetroffen in 1782 [1]
- samenstelling van wild bn en vreemd bn [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | wildvreemd |
verbogen | wildvreemde |
partitief | wildvreemds |
wildvreemd [3]
- helemaal onbekend
- Ze is, ook deze WK, van en voor iedereen. ,,Zaterdag werd ik door een wildvreemde man aangesproken. Hij vertelde trots dat hij in 1976 mijn persoonlijke beveiliger was. Ik keek hem vreemd aan en vertelde dat ik nooit geweten heb dat we tijdens de Olympische Spelen beschermd werd. Dan heb ik mijn werk dus goed gedaan, antwoordde hij lachend.’’[4]
- Nee, knikt Van Veen later, hij kent ze helemaal niet. Maar hij beschouwt het als een groot compliment dat wildvreemde mensen hem blijkbaar als een goede bekende beschouwen. Een soort huisvriend misschien wel. Ja, dat wil hij best zijn.[5]
- Het woord wildvreemd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wildvreemd" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "wildvreemd" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ wildvreemd op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 01 okt. 2017
- ↑ de Telegraaf MARJOLEIN SCHIPPER 09 sep. 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be