Nederlands

 
wijngoed
Uitspraak
Woordafbreking
  • wijn·goed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wijngoed wijngoederen
verkleinwoord wijngoedje wijngoedjes

Zelfstandig naamwoord

het wijngoedo

  1. landgoed waar men wijn produceert
     Archeologen hebben in de buurt van Rome een groot wijngoed ontdekt uit de Romeinse tijd. Het complex waar druiven werden verbouwd werd gevonden ten zuidoosten van de Italiaanse hoofdstad en dateert uit de derde eeuw na Christus.[1]
     Vervolgens worden hem andere beleggingen voorgelegd, bijvoorbeeld in een wijnbedrijf. Er is een mooie brochure van. Op de foto's: wijngaarden die opwarmen in de Zuid-Afrikaanse zon. "Investeren in wijngoederen met hoog potentieel, daar draait het om bij Atlantic Wine Agencies", staat erbij.[2]
     Félix is de tweede zoon van groothertog Henri en groothertogin Maria Teresa. Hij trouwde in september met de Duitse Claire Lademacher. De twee zijn van plan zich in Zuid-Frankrijk te vestigen, om het wijngoed van de vader van Claire te gaan beheren.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Archeologen ontdekken bijzonder Romeins wijngoed in de buurt van Rome” (18 april 2023, 13:02), NOS
  2.   Weblink bron
    Charlotte Waaijers
    “Miljoenenfraude met nep-aandelen, rechtszaak na acht jaar van start” (3 februari 2020, 10:00), NOS
  3.   Weblink bron “Prinses Luxemburg in verwachting” (Aangepast dinsdag 14 januari 2014, 11:58), NOS