Nederlands

 
werpspeer
Uitspraak
Woordafbreking
  • werp·speer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werpspeer werpsperen
verkleinwoord werpspeertje werpspeertjes

Zelfstandig naamwoord

de werpspeerv / m

  1. lang puntig wapen dat men naar het te bejagen dier of de vijand kan gooien
    • Behalve de scepter, een bol met goudbeslag, werden ook twee andere scepters gevonden alsmede vier metalen speerpunten van een pilum -een werpspeer- en twee kristallen bollen en een bol van het azuurblauw mineraal chalcedon. [2] 
    • De jonge dieren die het meest gedood waren, hadden nog vrij rechte slagtanden, van ongeveer een meter lang. Sommige werden in zijn geheel als steekspeer gebruikt, anderen als basisdeel van een tweedelige werpspeer, waarop een kleinere ‘voorspeer’ met punt werd gezet. Idealiter bleef die voorspeer in het getroffen dier zitten (Journal of Archaeological Science, In Press online 5 juni). [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen