Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·schrift
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werkschrift werkschriften
verkleinwoord werkschriftje werkschriftjes

Zelfstandig naamwoord

het werkschrifto

  1. (onderwijs) boek waarin men lesopdrachten kan maken
     We herkennen hierin veel van wat er in catechisatieboeken en werkschriften over de gereformeerde leer staat vermeld. Tijdens het maken van de catechisatielessen kan dit boek voor onze catechisanten zeker een waardevolle aanvulling zijn.[1]
     Nu na honderd dagen het kabinet uit zijn geboorteslaap is ontwaakt, heeft zij haar plannen voor de komende vier jaar Deo volente in een prachtig geïllustreerd werkschrift aan de burgers doen toekomen.[2]
     Een goede boekentas is belangrijk. Wist u dat een tiener per schooljaar zowat 1.100 kilo boeken, werkschriften en atlassen van thuis naar de klas versjouwt en terug?[3]
  2. schrift waarin men in kan oefenen voordat men iets in het net doet
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    W. Visser
    “De geloofsleer eenvoudig vertolkt” (5 juni 2002), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron
    G. R. J. van Heukelom
    “Vraaggestuurde zorg” (6 juli 2007), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron
    Stefaan Michielsen
    “Boekentas” (06/09/2003), De Standaard