Nederlands

 
werkruimte
Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·ruim·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werkruimte werkruimten
werkruimtes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de werkruimtev

  1. deel van een gebouw waarin men arbeid kan verrichten
     Vastgoedwethouder Victor Everhardt ziet de aanbouw van woon- en werkruimte boven het spoor als een uitgelezen kans het woningtekort in de stad terug te dringen.[1]
     Een deel daarvan is besteed aan werkruimte voor de 450 journalisten uit binnen- en buitenland die verslag zullen doen van het proces. Van hen passen er maar vijftien in de zittingszaal. De rest kan de zaak volgen in een speciaal gebouwd perscentrum naast de extra beveiligde rechtbank bij Schiphol.[2]
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Wonen boven het spoor moet stadsdrukte het hoofd bieden” (03-04-2019), NOS
  2.   Weblink bron “Ruim 2000 dagen na de ramp gaat strafzaak MH17 eindelijk beginnen” (09-03-2020), NOS